ANDEREN OVER STIRNER
"Wat een gelukkige! Hij kent geen gewetenstwijfel, geen onrust en geen smart... waar een ander ontroerd is, daar lacht hij ongedwongen." (Revue des deux Mondes, René Taillandier – 1844)
“Stirners aanvallen verraden een zekere ijdelheid; hij wil naam maken ten koste van mijn naam. Ik laat hem de kinderlijke vreugde van een tijdelijke triomf.”(Ludwig Feuerbach in een brief aan zijn broer)
"...het meest lege en armzalige brein onder de filosofen." (Karl Marx)
"...een verdorven student, een rare snuiter, een ego-gek, overduidelijk een zwaar psychopathisch geval." (Carl Schmitt)
"...holt naar het einde, en met hem alle nihilisten, dronken van vernietigingsdrang." (Albert Camus)
"...uit armoede en enggeestigheid voortgekomen middelmaat... een rigoureuze monomaan." (Jürgen Habermas)
"Kijk naar Stirner, kijk naar hem, de bedachtzame teugelhater/Nu drinkt hij nog bier, maar weldra drinkt hij bloed als water./ Wanneer de anderen wild schreeuwen: weg met elke koning! / Voegt Stirner er gelijk aan toe: jaag ook de wetten over de kling" (Friedrich Engels)
'...de meest getalenteerde en vrije schrijver' (Ludwig Feuerbach)
'...de meest vaardige en moedige' (Bruno Bauer)
'...diegene die onder De Vrijen ongetwijfeld over het meeste talent, persoonlijkheid en energie beschikt' (Friendrich Engels)
'...ik geef hem gelijk, op één ding na. In wezen treft hij mij niet.' (L. Feuerbach)
'Je kan niet rekenen op je hoofd, vooraleer je Stirner van kop tot teen gelezen hebt' (Otto von Bismarck tegen zijn zoon)
'De duivel verdient onze dank, wanneer hij ons zegt dat hij de duivel is; hij levert daarmee zijn macht in' (Georg Friedrich Daumer)
'Een berucht werk. 'Zondermeer het extreemste boek dat we kennen' (Friedrich Albert Lange)
'Toen ik jong was heb ik een gevaarlijke godheid ontmoet en ik zou niemand graag datgene willen vertellen, wat mij toen door mijn ziel is gegaan -- zowel aan goede als aan erge dingen.' (F. Nietzsche)
'De bloed- en brandademende anarchist... een Most in filosofengewaad!' (Albrecht Rau)
'Een antimorele, in ieder geval aan gene zijde van goed en kwaad wandelende fanatieker van het ruwe vuistrecht' (Wilhelm Biermann)
'Bij hem heeft het anarchisme zijn duidelijkste uitdrukking gekregen' (G. Landauer)
'Stirner heeft met dit boek een ware duivelsreligie gesticht' (Karl Joël)
'De meest vrije denker die de mensheid sinds de nieuwe tijd heeft voortgebracht' (R. Steiner)
'Ik vind bij Stirner een levensenergie... een artistieke vrolijkheid en artiestenvrijheid, die me bij Nietzsche niet voorhanden lijken te zijn. Bij Stirner ademt men nog zuiverder lucht dan bij Nietzsche.' (R. Steiner)
'De laatste grote nominalist was Max Stirner, die met een uiterst radicale grondigheid de taak op zich nam om het spook van de abstracties uit de breinen te bezemen. De essentie van zijn leer wordt bij benadering omvat door de woorden, die hij niet precies zo heeft uitgesproken: "Het godsbegrip moet vernietigd worden. De aartsvijand is echter niet God, maar het begrip.”' (Gustav Landauer)
'Stirner schrijft alsof hij een hedendaags psychoanalytisch leerboek over symbiose, scheiding en individuatie heeft gelezen. (...) Max Stirner heeft dan wel een paar songs van Janis Joplin gehoord (waaronder: "freedom is just another word for nothing left to loose..."), maar hij heeft de tekst niet goed begrepen. Daarom schreef hij: “Wat blijft er over, als ik bevrijd wordt van alles wat ik niet ben? Alleen ik en niets anders dan ik.”' (Bernd Nitzschke)
'Max Stirner heeft een uitmuntende beschrijving gegeven van de burgerlijke obsessie voor bezit. Mensen worden in dingen veranderd en hun onderlinge verhouding neemt het karakter van bezit aan.' (Erich Fromm)
'Stirner, meer een wilde hoofdonderwijzer dan een leeuw, is begonnen met de roep om het Ik als zodanig, om de eigenaar van zijn Zelf.' (Ernst Bloch)
'Hij was geen duivel en geen krankzinnige, maar eerder een stille, voorname, door zijn kracht en woorden innemende persoon, die zo uniek was, dat hij niet in de wereld paste en derhalve zo ongeveer verhongerde; hij was slechts een innerlijke rebel, geen politieke leider, omdat zelfs geen gemeenschappelijke taal hem met de mens verbond.' (Fritz Mauthner)
'Stirner was in de filosofie van de 19e eeuw, voor Nietzsche, ongetwijfeld de radicaalste nominalist. De onverstoorbaarheid waarmee hij de nominalistische vernietiging bedreef, zou met name voor de filosofieambtenaren tot op heden onzinnig kunnen lijken, maar het was niet minder dan geniaal.' (Rüdiger Safranski)
'Stirner breekt het prachtige paleis van tweeëneenhalfduizend jaar waarden steen voor steen af, nu eens als een mol, dan weer als een stormram, zonder zich ook maar te bekommeren om de esthetische armzaligheid van zijn negligé.' (Karen Swassjan)
'Omdat hij, Stirner, ook niets heeft en omdat hij zich bovendien in een situatie bevindt, waarin op geen enkele manier sprake kan zijn van het bevechten van vrijheid, blijft hem niets anders over dan “zichzelf te hebben” – een uitdrukking die in de wijze Duitse taal tegelijkertijd enkel op opscheppen wijst.' (Günther Anders)
'Max Stirner? De filosoferende burgerman die Karl Marx alvast een terechtwijzing had uitgedeeld? De anarchist, egoïst, nihilist, de onbehouwen voorloper van Nietzsche? Ja, dat is hem. In de wereld van de filosofie is hij dan wel berucht en wordt hij op zijn hoogst terloops vermeld, maar bij hem is nog steeds het geestelijke dynamiet te vinden, dat er aanspraak op maakte, dat het iets voor later heeft voorbereid. (…) Zijn tijd, zo luidt mijn stelling, is nu pas gekomen.' (Bernd A. Laska)
Een beeldenstormer...de meest vranke denker van zijn tijd... een oude sprookjesridder (teutonic Childe Roland) die naar de donkere toren schrijdt, maar in plaats van - zoals Nietzsche deed - de hoorn te blazen, de toren zelf opblaast. (James Huneker)
"We zijn Max Stirner aan het lezen. Bij elke pagina gaan mijn ogen verder open. We hebben in het duister geleefd, broertje." (Paolo Giordano, De hemel verslinden)
ANDEREN OVER DE ENIGE
'[Dit is] de excesse van een stervende schoolfilosofie; er ademt uit het boek een valse, d.i. materialistische geest; Stirner is de eenzame profeet.' (Blätter für litterarischen Unterhaltung – 1844)
‘Deze allernieuwste theorie is niets anders dan gedachteloze geblaseerdheid. Wie garandeert ons dat deze Ik niet een mop heeft getapt en zijn hoongelach zal laten gaan over hen die hem ernstig namen?’ (Leipziger “Grensbote” – 1844)
‘Einzig zoals uw boek in het algemeen, is uw oordeel over mij. Ik heb dat oordeel over mij, hoe origineel het ook is, reeds lang geleden zien aankomen en dikwijls tegen vrienden gezegd: ik zal nog zo miskend worden dat men mij, de zogenaamde hartstochtelijke en fanatieke vijand van het christendom, nog eens onder de apologeten van dat christendom zal rekenen... Dat het echter zo spoedig zou gebeuren, dat had ik niet verwacht. Dat is alweer zo einzig als uzelf. Hoewel ik weinig tijd en ernst heb om oordelen die niet mijzelf doch mijn schaduw betreffen, te weerleggen, met Der Einzige maak ik toch een uitzondering.’ (Ludwig Feurbach)
‘Het boek is een gewelddadig onbarmhartige, schaamteloze, gewetenloze en trotse ‘misdaad’ begaan tegen de heiligheid van elke gezagsvorm.’ (Max Stirner)
'Een theoretisch hoogtepunt... binnen de bestaande domheid. Het laatste dat de huidige samenleving nog tegen ons kan zeggen.' (F. Engels)
'Een zeer geestrijk boek' (A. Ruge)
'Rationeel uitgedrukt is het eindbesluit uit 'De enige' de categorische imperatief: word dieren!' (Moses Hess)
Wie garandeert me dat niet een hoongelach zal losbarsten over de dwaas die het voorgestelde voor bittere ernst van de waarheidszin neemt? (een vroege recensent)
'Een begin, zij het nog zeer onbeholpen.' (M. Stirner)
'Een vloekwaardig boek' (Josef Kohler)
'Het wildste ketterboek dat ooit door een mensenhand werd geschreven (Karl Joël)
'... Het boek van Max Stirner (Schmidt) ... is een merkwaardig verschijnsel. Veel gedeelten zijn echt meesterlijk en de uitwerking van het geheel kan niet anders dan bevrijdend zijn. Het is het eerste leesbare filosofische boek in Duitsland; en de eerste pruikloze, volmaakt schaamteloze mens zou verschenen zijn, als zijn eigen hersenspinsel hem niet opnieuw gehinderd had, namelijk het hersenspinsel van de uniekheid. Het heeft mij een groot genoegen gedaan dat de oplossing nu deze volledige vorm heeft bereikt, zodat niemand nog op iets onvoorziens kan zweren. (Ruge aan zijn moeder, Parijs, 17 december 1844).' (Arnold Ruge)
'Stirner heeft met zijn antwoord duidelijk proberen te maken, dat zijn volmaakte “egoïst” geen bepaald “individu” is en evenmin een absoluut principe, maar inhoudelijk een “absolute loze kreet,” en eigenlijk het “einde van alle loze kreten.”' (Karl Löwith)
'Het is een mystiek van het persoonlijkste innerlijke leven, die voortkomt uit het feit, dat ik voor mijzelf schepper en schepping ineen ben en dat ik de schepper in mijzelf, die nooit helemaal tevoorschijn komt en door geen enkele van zijn scheppingen helemaal uitgedrukt wordt, slechts begrijpen kan in de grenservaring en met het grensbegrip van het “scheppende Niets”. Hier verbindt Stirner zich met de diepzinnige mystiek van iemand als Meister Eckehart, die “godloze mystiek, zoals Fritz Mauthner die heeft proberen te omschrijven, en krijgt hij aansluiting bij de grote religieuze werelden van het Oosten.' (Rolf Engert)
'Het enige dat Stirner heeft gedaan is dat hij een unieke verwijzing heeft gegeven naar hem, de Unieke Mens. En nergens anders was het hem om te doen, dan dat iedereen zelf een keer zijn blik op die Unieke mens zou richten. Niets anders. Maar dat onder ogen zien zou moeten gebeuren zonder illusies, zonder enige mist en bedrog. Hij wist dat alle illusies verdwijnen als iemand gewoon een keer onbevangen naar zichzelf kijkt. Hij wist dat zelfkennis naar de ware werkelijkheid leidt. De zichzelf erkennende mens heeft geen behoefte aan wetten, geboden, niet aan autoritaire religies en moraalfilosofieën. Hij vindt alle wetten en alle waarheden in zichzelf, omdat hij immers zelf de schepper, de ware wetgever is. Hij schept kennis en recht en is met de hele werkelijkheid verbonden, omdat hij zelf de werkelijkheid is. Hij is de Unieke mens en zijn eigendom is het universum. Wil hij zijn eigendom betreden, dan moet hij alles, dat hij buiten zichzelf ervaart, door kennis en liefde veroveren. Niemand hoeft hem naastenliefde te gebieden. Als hij zichzelf kent zelf ziet hij immers dat de naaste een lid van zijn Zelf is. Doordat hij hem liefheeft, maakt hij hem zich eigen.' (Willy Storrer)
'Uit Stirners vernietiging van de illusie volgt dat het leven zijn zin en doel in zichzelf heeft, d.w.z. het verwerkelijkt zich in de intensiteit. Zijn zich vastbijten in de eindigheid van het menselijke bestaan is geen dreigend Memento Mori, maar een aanmoediging en oproep tot genieten van het leven.' (Angelika Machinek)
'Als je Schmidt heet is het schrijven van een boek over het egoïsme mogelijk dwingend. Schmidt heten, net als al die anderen om je heen, die door hun vrijwel massale aanwezigheid, dag in dag uit opnieuw de individualiteit van die enkele Schmidt dreigen onder te sneeuwen, te bedekken en weg te vagen, is vast niet eenvoudig – tenzij je met je voornaam Harald heet en er veel geld voor krijgt omdat je je elke avond op de TV over die massa-Schmidt vrolijk mag maken (vert.: de Harald Schmidt-TV-show). Max Stirner heette eigenlijk Johann Caspar Schmidt. Met zijn in 1844 geschreven filosofische geschrift "Der Einzige und sein Eigentum" verzette hij zich, eenvoudig gezegd, ertegen om alleen maar een Schmidt onder vele Schmidts te zijn en niet zichzelf, de aparte Stirner-Schmidt, en steeds alleen maar de zaak van alle Schmidts of anders een hogere zaak te moeten dienen. (…) Het boek, dat tussendoor verboden was, staat bol van dergelijke bezweringen als afzonderlijk, eigendom, zelfgenot en bijna alle grote denkers, die het lazen, of het nu Schmitt, Steiner of Habermass was, merkten dat het ze op gevaarlijk terrein bracht. Was dat zuiver anarchisme? Het prototype van fascisme? Radicaal nihilisme? Wegbereiding voor het huidige individualisme? Of misschien – en dat zou het gevaarlijkst zijn – niets van dat alles, maar verlichting, maar dan consequent doorgedacht? (…) Onbevangen lezers zouden het gevaar kunnen lopen, dat ze in het boek de vele grootgeschreven “Ikken” zouden kunnen natellen en elk afzonderlijk uit hun hoofd zouden kunnen leren, en als ze dan toevallig ook nog Schmidt zouden heten, zouden zij uit louter enthousiasme vast hun pas ontdekte belangrijkheid als steeds maar weer een aparte, meteen een ander naam willen geven, laten we zeggen: Stirner. "Er zijn intussen maar weinigen zo stom dat men hen geen ideeën bij zou kunnen brengen,” schrijft Stirner. Iedereen zou op het idee kunnen komen Stirner te willen heten. Stirner wordt de nieuwe Schmidt. Gevaarlijk.' (Amelie von Heydebreck)
'Het rauwe en naakte denken van Stirner is een barbaarse daad van zeldzame wreedheid, overdadig; het is de klassieke olifant die zijn dikhuidig gewicht in de schaal legt om plaats te maken in de filosofische keramiekwinkel.' (Alfredo Bonanno)